Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een [21]zak mijn kleed; ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed [22]keerde weder in mijn boezem. 21. Dat is, ik droeg rouw over hen. Zie Gen.37:34. 22. Dat is, ik herhaalde dikwijls in stilte en bij mijzelven mijn gebed voor hen. Hij wil zeggen dat hij het oprecht en wel met hen gemeend heeft. Anders, mijn gebed kere weder in mijnen boezem, of schoot; dat is, mij wedervare zulks, gelijk ik voor hen gebeden heb.